Biodiversiteit vanzelfsprekend in bedrijfsvoering
‘Ik wil de grond van ons bedrijf goed bedienen’
Geert Broersma kocht in 1998 een boerderij van een boer die zijn bedrijf beëindigde. ‘Het ouderlijk bedrijf splitsten wij toen op in een deel voor mij en een deel voor mijn broer. Ik begon op een nieuwe plek in Damwâld. De eerste tien jaar was ik vooral bezig met het naar mijn eigen hand zetten van het bedrijf. Ik moest het helemaal ‘bij de tijd’ zien te krijgen.’
Inmiddels is het bedrijf van de maatschap van Geert en zijn vrouw en hun oudste dochter uitgegroeid tot een meer dan gemiddeld gezinsbedrijf. ‘Wij hebben nu 175 koeien, straks gaan we naar 200, waarvan er dan continu zo’n 15 tot 20 droog staan. We hebben de afgelopen jaren ook grond bijgekocht, we zitten nu op 110 hectare.’ Voor de verdere verduurzaming van het bedrijf kregen zij een lening uit het Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL) bij het Groenfonds.
Na die eerste tien jaar was het bedrijf in de basis op orde. Toen kreeg Geert de ruimte om verder te gaan denken. ‘Vanaf ongeveer 2008 begon ik na te denken over hoe ik nu verder wilde boeren. Ik had een cursus bodemgezondheid gedaan en daar werd mij al veel duidelijk over gezonde bodembemesting. Toen had ik al voor de bril dat we terug moesten naar het grupstalsysteem van vroeger: de natte en de dikke fractie scheiden. Daar begint het mee. Vervolgens ging ik allerlei cursussen doen, materiaal verzamelen en met veel mensen praten. Langzaam maar zeker werd mij helder wat bij mij en dit bedrijf past. Belangrijk was een cursus die de gemeente hier aanbood: een cursus strategisch management voor agrarisch ondernemers. Daar heb ik mijn missie en visie uitgewerkt. Vanuit die basis ben ik verder gegaan.
In de vijftien jaar daarna kwamen er steeds nieuwe inzichten bij, maar in de basis is mijn blik op het bedrijf hetzelfde gebleven. Ik wilde verder bouwen aan een bedrijf dat past in de omgeving, waar een balans is tussen de hoeveelheid koeien en de grond, waar veel weidegang is en waar voldoende omzet uitkomt voor een heel gezin. Het belangrijkste in mijn visie is dat ik de grond van ons bedrijf goed wil bedienen.’ Geert maakt nadrukkelijk een verschil tussen bemesten, voeden en bedienen. ‘Bedienen, betekent dat je er wat aan toevoegt, waar de grond goed op kan functioneren.’ Geert boert op zandgrond. Net iets verderop, bij Dokkum, begint het kleigebied.
Gedurende flink wat jaren (zelf)studie heeft Geert een systeem bedacht wat hem die goede meststof voor zijn zandgrond oplevert. ‘Het begint met het scheiden van de dikke en de dunne fractie. De vaste fractie wordt iedere twee uur verzameld en luchtdicht opgeslagen. Een volautomatisch systeem dat volgens de berekeningen emissies minimaliseert. We gaan weer naar de ouderwetse mesthoop, maar wel in een andere vorm met nieuwe toevoegingen. Dan kun je denken aan kalk, kleimineralen, reststoffen uit de omgeving zoals riet. Met behulp van bacteriën zorgen we voor een fermentatieproces. Het eindresultaat daarvan noem je bokashi. De urine wordt apart opgevangen en die gebruik ik als kunstmest. Dat proces moet nog verder uitgewerkt worden.’ Uiteindelijk wil Geert zo het kunstmestgebruik op zijn bedrijf minimaliseren of zelfs niet meer gebruiken. ‘Kunstmest produceren kost heel veel energie, dat is allereerst al een reden in deze tijd om het niet meer te willen gebruiken. Maar ik denk ook dat kunstmest niet goed werkt voor de bodemgezondheid.’
Geert heeft zijn missie niet alleen bedacht vanuit de overtuiging dat hij alleen op die manier wil en kan boeren. ‘Het is ook ingegeven door rendementsdenken. Als ik het gebruik van alles wat ik op mijn erf heb, weet te maximaliseren hoef ik er niet steeds van buitenaf wat aan toe te voegen. En wat ik er wel aan toevoeg, zijn humane reststoffen. Zo help ik ook met het nuttig gebruiken van wat voor menselijke consumptie niet geschikt is.’ Reststromen die Geert nu al gebruikt zijn perspulp uit de suikerindustrie en bierbostel uit de bierbrouwerij.
In de bedrijfsvoering, nu en in de toekomst, is biodiversiteit een vanzelfsprekendheid voor de maatschap. ‘Dat zit in de manier waarop wij met de bodem omgaan, daar zit al heel veel leven in. Maar we hebben hier bijvoorbeeld ook 14 kilometer elzensingels om onze weilanden heen. Die leveren leefgebied op voor vogels en wild. En op het erf hebben we ook veel vleermuizen. Die mogen wat mij betreft in de oude schuur, waar straks jongvee staat, blijven nestelen.’ Wat het dierenwelzijn betreft is onder meer gedacht aan ligcomfort, veel licht en gevarieerde vegetatie in het weiland. ‘Dat kruidenrijke grasland, daar moet ik de komende jaren mee aan de slag. Ik heb al wel wat geprobeerd, maar niet alles lukt meteen. Je blijft bezig op deze manier en dat is ook goed.’
In beeld
Alle planvorming besprak Geert natuurlijk met zijn adviseurs. ‘Gaandeweg kom je met veel mensen in gesprek. Ik ben heel blij met iedereen die kennis met mij heeft willen delen. Onze accountant kwam met de mogelijkheid om een lening vanuit het IDL aan te vragen. Voor de bank was dit belangrijk, in verband met de risicospreiding. Wij passen nieuwe technologie toe en je weet niet altijd vooruit hoe een en ander gaat lopen. De lening vanuit het IDL is een achtergestelde lening, daarmee draagt een andere partij een stuk risico. De samenwerking met de mensen van het Groenfonds is goed verlopen, de lijnen waren kort.’
Naast de lening uit het IDL kon Geert ook gebruik maken van de Sbv (subsidie brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen). ‘Van die subsidiemogelijkheid hoorde ik toen ik meedeed met een studiegroep vanuit de Regiodeel versnellingsagenda. We gaan alle emissies monitoren en vastleggen. Dan zal blijken of onze berekeningen ook in de praktijk werken. Dat is dan ook meteen input voor het emissiecijfer van onze nieuwe stalvloer, waarmee de mestscheiding volautomatisch wordt gedaan om de twee uur.’
Geert en zijn vrouw hebben vier dochters, die allemaal op hun eigen manier en niveau meedenken in de ontwikkelingen van het bedrijf. ‘Je praat er veel over met elkaar natuurlijk. Onze oudste dochter draait inmiddels een jaar of drie mee in de maatschap, zij heeft haar opleiding in Dronten gedaan. Zij brengt weer nieuwe inzichten mee op het gebied van de bedrijfskunde en agribusiness. Ook de andere drie zijn heel betrokken. Maar of ze meewillen in het bedrijf, dat moeten ze zelf in de toekomst uitvinden.’
Het bedrijf in Damwâld begon vanuit het ouderlijk huis en het is altijd een gezinsbedrijf gebleven. ‘Mijn vader heeft hier heel lang nog volop meegewerkt op het bedrijf. Hij is onlangs overleden, maar heeft gelukkig de grote lijn van de plannen nog meegekregen. Mijn moeder van 83 denkt en leest ook nog steeds mee. Wij zijn als gezinsbedrijf straks klaar voor de toekomst.’
Ondernemers, agrariërs, land- en tuinbouworganisaties, gemeenten en provincies die meer willen weten over hoe het Nationaal Groenfonds bij kan dragen aan het bevorderen van de verduurzaming van land- en tuinbouwbedrijven kunnen contact opnemen met één van onze specialisten.