Direct naar
Contact
Nationaal Groenfonds
Utrechtseweg 12
3811 NB Amersfoort
KvK nr: 41158594
Blijf op de hoogte
Mis geen enkele update van het Nationaal Groenfonds, schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
InschrijvenHet gangbare akkerbouwbedrijf VOF B. en T. Odding verandert de komende jaren langzaam naar zadenteelt. Zoon Tom besloot vorig jaar het roer om te gooien en inmiddels groeit er vier hectare wilde bloemen. Leermeester en afnemer is het bedrijf Cruydt-Hoeck, dat de zaden levert aan gemeenten, bedrijven en particulieren. De omschakeling vraagt om uitbreiding van onder andere machines en gebouwen. De investeringen daarvoor werden medegefinancierd vanuit het Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL).
Tom Odding is opgegroeid op het gangbare akkerbouwbedrijf van zijn ouders met in het bouwplan aardappel, ui, suikerbieten, witlof en tarwe. Tijdens zijn studie aan de hogeschool VHL werkte hij op het ouderlijk bedrijf. Na zijn afstuderen was vader Odding duidelijk: Eerst ergens anders aan het werk en dan zien we verder! Het werd bedrijfsleider bij Aeres Farms. Tom: ‘Dat heb ik drie jaar gedaan en ik werk er nu nog deels. Grootschalig akkerbouw met veel innovaties, prachtig en nodig om de wereld te voeden. Maar uiteindelijk is dat niet waar ik in door wil gaan.’
Tom komt tijdens zijn studie in aanraking met zadenteelt en raakt enthousiast. Hij vertelt: ‘De productie van zaden is een prachtig iets. Maar een groot deel van de zaadbusiness is een gesloten wereld, heel gestructureerd en er liggen vastomlijnde plannen achter die bedrijven. Daar kan ik mijn creativiteit niet in kwijt.’ In de tussentijd vernieuwen ze het erf. Tom: ‘Een vriend van mij opperde om een paddenpoel te graven op een rommelstukje. Fijn voor de natuur en een lekker plekje om na het werk te zitten. Zo kwam ik op de site van Cruydt-Hoeck, webshop voor inheemse zaden en planten. Het bedrijf sprak mij aan, de filosofie van het bedrijf en als teler vrijheid om te pionieren. Ik heb ze meteen gebeld of ze nog een teler zochten.’
Vader Odding stond open voor de verandering, maar vroeg wel om een gedegen plan. Vele gesprekken met Cruydt-Hoeck volgden. Samen inventariseerden ze wat er allemaal nodig was voor de omschakeling. Tom: ‘Ik maakte het bedrijfsplan voor mijn vader, maar leverde het ook in voor een POP3 subsidie. Het plan voldeed namelijk aan veel eisen. En tot mijn verrassing kwam er een positieve beschikking terug.’ De subsidie bood een mooi startbedrag aan ontwikkelingsgeld om dingen te proberen. Maar dekte niet de hele investering.
‘Zonder het Groenfonds was de bank niet meegegaan’
‘Onze boekhouder keek mee met de plannen en verwees mij rechtstreeks door naar het Groenfonds. Het Investeringsfonds Duurzame Landbouw leek bij onze plannen te passen,’ aldus Tom. Fondsmanager Christiaan Couperus kwam op bezoek en vroeg naar de reactie van de huisbankier. Tom: ‘Die hadden we nog niet gesproken’ Na het bezoek van Christiaan nam Tom contact op met Rabobank. Daar bleek het een voordeel dat hij al met het Groenfonds in contact was. Tom: ‘De POP subsidie en de financiering vanuit het IDL gaven de doorslag voor Rabobank. Achteraf hoorde ik dat Rabobank zonder het Groenfonds en de POP3 niet was meegegaan.’
De huidige fondsmanager van het IDL, Rob van Eijck, kreeg de plannen in een vroeg stadium te zien: ‘Het plan van Odding is zeer interessant omdat het ziet op de omschakeling van een traditioneel akkerbouwbedrijf met intensief bouwplan op lichte grond naar bloemzadenteelt. Er zit een overtuigend en gedreven plan en dito ondernemer achter. Qua bemesting gaat dit zeker resultaat opleveren in termen van minder stikstof en met betrekking tot de bodem en biodiversiteit worden er net zo zeer positieve resultaten verwacht.’
De POP subsidie was alleen bestemd voor de mechanisatie van het bedrijf. Het IDL en Rabobank financieren een deel van de machines en verder de uitbreiding van de gebouwen. Bij Rabobank is ook de financiering van de post onvoorzien ondergebracht. Want er is nog wel het nodige onvoorzien bij deze relatief nieuwe teelt. Tom: ‘Als je ergens voor gaat, ga je er voor, maar toch is er de gedachte ‘stel dat het niet lukt’. We weten nog niet precies hoe de teelt moet, 90% gaat goed, maar er mislukken ook dingen. De druk is minder hoog doordat de IDL- investering een aflossingsvrije periode heeft. Je kúnt dus een keer op je bek gaan. De aflossing moet vanuit de bloementeelt komen, niet vanuit de reguliere bedrijfstak.’
In beeld
Grote uitdaging was om machines voor de zadenoogst te ontwikkelen. Tom: ‘Voor een deel is het aanpassing van bestaande machines, maar ook ontwikkeling van nieuwe. Dat begroten is wel nattevingerwerk. Soms valt het duurder uit, soms is nét niet wat je wil. Maar het lukt tot nu toe.’
‘Er was ruimte om gaandeweg aanpassingen te doen’
Iedere bloemsoort vraagt om een andere aanpak. Tom spendeerde dagen op internet om dat uit te zoeken. Tom: ‘Neem een machine om zaden te oogsten. Het madeliefje laat iedere dag een ringetje van het gele bolletje los. Die zuigen we er iedere dag uit. Biggenkruid heeft pluis als een paardenbloem, daar heb je ook een zuiger voor nodig. De klaproos heeft een zaaddoos, die is ‘gewoon’ met een combine te oogsten. Maar als je die inhuurt, moet de combine vooraf en daarna heel goed schoongemaakt worden, anders krijg je problemen met de volgende klant die opeens klaprozen in het veld krijgt. Het beste is om de machines zelf aan te schaffen. Die machines zijn duur, maar hard nodig om alles op de goede manier te kunnen oogsten.’ In het businessplan had Tom hier al rekening mee gehouden. Maar door alle opgedane kennis en ervaringen was het plan na een jaar alweer verouderd. Tom: ‘Het Groenfonds vroeg voor de IDL-lening wel om een investeringslijst, maar liet ons vrij bij de exacte invulling hiervan. Ook dat gaf het ruimte om gaandeweg aanpassingen te doen.’
De bloementeelt van Tom neemt langzamerhand de akkerbouw over. ‘Afgelopen jaar stond er op twee hectare bloemen, volgend jaar op vier, de uitbreiding gaat stapje voor stapje,’ legt Tom uit. Tom: ‘De teelt gaat steeds in overleg. De afzetmarkt is heel specifiek, dus je moet goed weten wat je teelt. 100 hectare klaproos daar is geen afzet voor. En alle soorten zijn inheems, dus kan je niet uitvoeren naar het buitenland. De afzetmarkt is Nederland en Vlaanderen.’
Cruydt-Hoeck heeft telers door heel Nederland. Dat is nodig om de juiste soorten op de juiste grond te kunnen telen. Tom: ‘Cruydt-Hoeck heeft adviseurs in dienst die gemeenten en provincies adviseren welk mengsel waar goed past. Daar hebben ze plaats specifieke mengsels voor.’
Ondernemers, agrariërs, land- en tuinbouworganisaties, gemeenten en provincies die meer willen weten over hoe het Nationaal Groenfonds bij kan dragen aan het bevorderen van de verduurzaming van land- en tuinbouwbedrijven kunnen contact opnemen met één van onze specialisten.
Het uiteindelijke doel van Tom is op een ecologisch goede manier te werken en zelf ideeën uit te proberen. Het levert hem op dit moment geen SKAL (biologische) certificering op, want de bloemzaden vallen niet onder de voedselproductie. Tom: ‘Terwijl het een natuurlijke wijze van produceren is, zonder kunstmest, bestrijdingsmiddelen enzovoorts’. Tom zag het positieve effect meteen in het eerste jaar: ‘Enorm veel insecten, vlinders, bijen, zweefvliegen, daar boven de zwaluwen! Sommige mensen zeggen ‘wat heeft het voor nut, je gaat de biodiversiteit niet meer redden’. Maar ik zag in jaar 1 het land veranderen.’ Belanden de insecten bij het oogsten niet in de machines? Tom lacht: ‘Ik kom ze zelden tegen in de zuiger, en zo ja dan kunnen ze de machines ook weer uit.’
Voor het zaaien bekijkt Tom samen met Cruydt-Hoeck wat de verwachte opbrengst van de soorten is en wat er per soort nodig is. Momenteel heeft Tom madelief, grote klaproos, bolderik, echte koekoeksbloem, gewoon biggenkruid en gele morgenster. Volgend jaar komen daar wilde peen en wellicht andere soorten bij. Tom : De echte koekoeksbloem doet het dit jaar minder goed, dus daar moeten we nog even naar kijken. Er is meer biggenkruid nodig, dat areaal kunnen we iets opschalen.’ Bij het maken van de plannen hoort ook bewaken dat er afwisseling is tussen gewassen die veel en minder werk vergen. Tom: ‘Biggenkruid kan je van begin juni tot augustus iedere dag oogsten. Dat duurt een uur per dag. Maar als je dus nog vijf van die soorten hebt, ga je het met het werk niet redden. Oogsten kan namelijk alleen in de middag, dan is de luchtvochtigheid goed om de pluizen op te zuigen.’
Gaat er dan bij slecht weer niet te veel verloren, zoals in het regenachtige en winderige voorjaar van 2023? Tom verklaart: ‘Het waait wel een beetje plat, maar het zijn sterke soorten die van nature hier voorkomen. Dit voorjaar was er wat waterschade en bij storm ook wel wat maar het valt mee in vergelijking met andere gewassen.’ De inheemse bloemen hebben nog een ander voordeel, aldus Tom: ‘Ziektes en plagen kunnen er wel in komen, maar lang niet zo erg als in uien of bieten, omdat de soorten hier horen en genetisch van nature sterk zijn.’
Wat wil Tom nog meegeven aan andere ondernemers de omschakeling naar meer duurzame productie willen maken? Tom: ‘Dat er altijd meerdere wegen naar Rome zijn. Als je wil, kan het altijd. Het betekent soms wel dat je je plannen moet aanpassen. Ik hoor vaak ‘dat kan niet, want de bank wil het niet’. Pas je plan aan, zodat de bank of andere financiers wel mee gaan.”